Iedereen heeft wel gehoord van Mahatma Ghandi. De charismatische man die India door geweldloze weerstand en burgerlijke ongehoorzaamheid aan de britten ontworstelde. Er waren veel redenen waardoor het indische volk in opstand wilde komen, en een ervan was de belasting op zout. Deze werd al sinds mensenheugenis geheven, en was overgenomen door de britse colonialisten. De last hiervan was de catalisator achter de beroemde Satyagraha Mars waaruit de brugerlijke ongehoorzaamheids beweging voortkwam.
Zout belasting werd door de East India Company aangegrepen om geld te verdienen. Onder Robert Clive van de East India Company werd het verplicht zout via centrale depots te verhandelen. De britse regering protesteerde hier tegen en nam eerst geld aan om de monopolie toe te laten, maar verboden de monopolie na enige tijd.
Enige tijd later werd de monopolie door Warren Hastings weer ingesteld, maar dit keer via boeren die het zout voor een vaste prijs moesten leveren. De belasting op de verkoop werd echter gaandeweg verhoogd, totdat de meeste mensen zich geen zout meer konden veroorloven.
Na de verovering van Orissa besloten de britten zoutwinning af te kopen (verbieden) om zo de monopolie positie te versterken. De vitale behoefte aan zou leidde tot smokkel en steeds strengere maatregelen daartegen. Het resultaat was een grens van doornstruiken, 3800 kilometer lang, met 12,000 bewakers, een kostenpost op zich.
Tegelijkertijd werd er zout ingevoerd uit Engeland. Dit inferieure zout kon door de belasting concureren met lokaal zout. Deze prijsconcurentie werd vervangen door een buitenlands zout monopolie toen de productie en het bezit van zout in heel India in 1887 werd verboden. Indisch zout kon zonder meer in beslag genomen worden en export werd ook verboden.
De zoutbelasting was verworden tot een inkomsten belasting, waarbij de bevolking ter nauwernood genoeg kon verdienen om aan zijn zout behoefte, en met name het jodium er in, te voldoen. Dit terwiijl we wel degelijk kritiek op was en schaamte over werd uitgesproken in Engeland.
Ghandi wist het volk de moed te geven tegen deze situatie in opstand te komen door in 1930 een optocht naar Dandi te leiden en zelf op symbolische wijze zout van het strand te pakken (dat aan de kust bij Dandi te vinden was). "Met deze hand vol zout verklaar ik het einde van het Britse Rijk" waren zijn woorden. Het duurde echter nog tot 1946 voordat de belasting uiteindelijk door de eerste onafhankelijke regering van Jawaharlal Nehru werd opgeheven.
De Moraal?
India had geen tekort aan zout, het had niet meer nodig dan het produceerde. Het was een lucratieve handel die door de oorspronkelijke machthebbers op dragelijke manier werd belast. De britse overheerser veroverde het monopolie uit winst oogmerk. De monopolie werd gaandeweg vergroot, en na enige tijd werd ingezien dat nog meer te verdienen was door Engels zout in India te verkopen (analoog aan de opium handel met China). De vraag naar Engels zout was volledig kunstmatig maar maakte dat Engeland op ogenschijnlijk gelijkwaardige termen kon importeren vanuit India.
Energie heeft momenteel dezelfde status als zout in India, al is het zeker een minder repressieve. Van oudsher wekte we het op met windmolens, turf en kolen, maar vanaf die tijd zijn de bronnen van energie steeds verder van de burger af komen te liggen. Niemand wint zijn eigen gas of olie of kolen, en toch is het een fundamentele behoefte. De geldstromen die hiermee gemoeid zijn worden belast en de maatschappijen die zich met de winning en distributie bezig houden maken zichtbaar veel winst, en vechten zichtbaar om die te behouden. Het bankwezen en de beleggers die de industrie van krediet voorzien sporen deze aan om zoveel mogelijk winst te maken.
Energie is tegenwoordig echter door iedereen zelfstandig op te wekken, per huis, straat, wijk, stad in toenemende mate en met toenemende eenvoud. Een maatschappij die de balans vindt tussen lokale en centrale opwekking kan zonder moeite de welvaart handhaven, omdat alternatieve energie onuitputtelijk is. We moeten ons echte bewust zijn van de denkrichting van de huidige eigenaren van de energievoorziening. Deze zal lijken op die van de Britten in India. Individuele opwekking en opslag is een bedreiging. Deze wordt bestreden met grote projecten, toename van bewaking van productie en voorstellen voor regels die individuele opwekking duurder maken. Analoog aan bovenstaande geschiedenis wordt door sommigen zelfs gesuggereerd dat individuele energie opwekking wel eens illegaal kan worden gemaakt. We weten dat de Britten nooit zelfstandig afstand van de zout inkomsten hebben gedaan, hoe schadelijk en exploitatief deze ook was. We moeten dus niet verwachten dat de energie eigenaren zich anders zullen gedragen.
De weg die Gandhi aangaf voor het doorbreken van het zout monopolie is de weg die de maatschappij moet bewandelen om de uitstluitend centralistische plannen van de energiemaatschappijen te verrijken. Alleen dan onstaat er geen nieuwe zoutmonopolie en zal de toekomst er een zijn van alternatieve energie en welvaart in overvloed.