Zoekt u reeds geimporteerde panelen dan kunt u ons emailen.
Chinese zonnepanelen zijn momenteel de goedkoopste ter wereld. Het verschil in prijs is terug te voeren op lagere arbeids kosten, energie kosten, lagere materiaal kosten en het gebruik van technologische innovaties in de ‘value chain’, dwz de keten van productie die uiteindelijk resulteert in een zonnepaneel.
Goedkopere halfproducten zijn een belangrijke factor
Een argument voor het toestaan van ‘dumpen’ is dat wij in Europa de energie en materialen voor productie toch niet beschikbaar hebben, en zo dus veel waar voor ons geld krijgen. Een argument tegen is dat we hierdoor in Europa geen productie basis voor zonnepanelen hebben, en dus ook geen substraat voor innovatie en kostenreductie.
Zonder productie basis is innovatie lastig
De Europese strategie is momenteel om heffingen op import in te voeren. De startdatum van deze heffingen was 5 maart (datum waarop deze later met terugwerkende kracht zal gelden), ook al is de groote van de heffingen nog niet bekend (kan 100% zijn). Onze Kamp is tegen de heffingen, maar dat maakt niks uit, het kwaad is al geschied. Je kunt geen normale handel drijven als je product later misschien twee keer zo duur zal blijken te zijn.
Wie nu panelen importeert weet niet of ze later twee keer zo duur zullen blijken te zijn! Een totaal onwerkbare situatie
Het argument voor de heffingen is dat de europese fabrikanten niet op kunnen boksen tegen de ‘dump’ prijzen uit China. Het lijkt echter dat het niet om dump gaat, maar simpelweg om goedkopere productie. Economisch gezien klopt er overigens niks van wanneer men de markt beinvloedt om het duurdere productieproces voorrang te geven.
Welke innovaties beinvloeden de prijs van Chinese panelen? Hieronder worden er een paar genoemd.
1. Het zagen van de wafers. Zonnecellen zijn plakjes silicon die van een ingot worden afgezaagd. Dit gaat steeds beter en sneller mbv diamantdraad zagen. Diamant draad creert ‘zaagsel’ dat kan worden gerecycled, het kan dunnere en vlakkere cellen zagen dan de traditionelen zaagbladen. waren wafers vroeger 300 micron dik, nu is dat bv. 200.
2. Reductie van zilver gebruik. Zilver pasta wordt op de cel gebruikt om de stroom van de voorzijde af te voeren via een patroon van lijnen (grid/busbars). Het is met een prijs van ongeveer 5 $ct per Wp de een na grootste kosten component voor een cel na de kosten van de wafer zelf. Een optie is om geen zilver te gebruiken, omdat de efficientie verbetering de kosten niet langer rechtvaardigen (wat wel zo was toen de cellen een stuk duurder waren).
Zilver kan ook door nikkel-koper vervangen worden
Een andere optie is om het grid en de busbars te veranderen. Busbars zijn de bredere lijnen over de cel. Dat waren er meestal twee, maar het blijkt dat drie lijnen efficienter is, ze kunnen smaller zijn en zijn daardoor ook minder hoog, dus het volume zlver neemt af. Vier busbars blijkt nog efficienter te zijn. Ook wordt met ronde zilvere draden geexperimenteerd. Dit vergt wel een investering in de machines die deze lijnen op de cellen aanbrengen. Ook aan de achterkant kan bespaard worden op de breedte van de busbars (meestal heeft de hele achterkant een aluminium coating, maar de stroom wordt vezameld op een twee/drietal lijnen). De achterkant kan ipv verzilverd ook vertind worden, wat nog efficienter is ook.
Cellen waarbij de stroom van de voorzijde via kleine gaatjes naar de achterzijde wordt afgevoerd
3. EVA inbedding. EVA is een transparant plastic waar de cellen in worden ingebed. het zit tussen het glas en de cellen, tussen de cellen en de achterplaat en is bijna onzichtbaar. Het werd in de 70’s gekozen voor de lange levensduur in de zon (het vergeelt). EVA reageert met bepaalde stoffen, zoals water en sommige cellen. EVA heeft ook een spectrum dat voor sommige cellen niet optimaal is (omdat deze meer UV gebruiken). Er wordt dus gekeken naar alternatieven zoals alpha-olefins. Hier zijn veel iig veel patenten van te vinden. Overigens is siliconen ook een goed materiaal, dat we zelf geprobeert hebben bij het maken van gelamineerde cellen.
4. Quasi mono silicon (quasi-monocrystalline, nearly-mono, castmono, monocast). Dit is een proces mbt de ingot waarvan de wafers worden gemaakt. Er zijn twee hoofdsoorten : Poly- en Mono-cristallijn. De efficientie en levensduur van Poly is lager, maar de kosten ook. Het nieuwe proces combineert de twee technieken door een ingot te gieten op een substraat van monocristallijne silicon, en dan zeer gecontroleerd af te koelen (zodat de ingot optimaal kristalliseerd). Er ontstaat een ingot die Mono is aan de basis en in de kern, en Poly aan de buitenkant. Dit vergt dus een ander proces bij het verwerken van de ingot.
Op veel andere vlakken zijn ook veranderingen doorgevoerd die niemand opvalt, bv het type glas is veranderd (waardoor de panelen iets UV gevoeliger worden). Zulke prijs optimalisaties, verbeteringen en innovaties kunnen alleen plaatsvinden in een bestaande productieketen.
Heffingen lijken geen goed antwoord op de huidige concurrentie achterstand van Europa tov China. Je zou het misschien beter een productie achterstand kunnen noemen, want idealiter zou Europa voor Europa produceren, en China voor China. Er is een energie component aan het hele verhaal dat misschien een beter aanknopingspunt biedt. Ipv heffingen die de beschikbaarheid van panelen negatief beinvloed zonder de productie capaciteit direct te verbeteren zou de hele keten in Europa belastingvoordelen gegeven kunnen worden. Dan zouden meer grondstoffen en energie beschikbaar komen en zou investering erin toenemen. Tegelijk zou Europa dan kunnen blijven profiteren van de goedkope zonnestroom uit China, en natuurlijk van de innovaties die daar zijn ontwikkeld. Door overal in de keten hernieuwbare energie toe te passen zouden de kosten ervan nog verder omlaag kunnen worden gebracht.