Er zijn veel tegenstanders van de duurzame samenleving, deze zijn gehuwd met de koolstof/krediet economie. Deze economie (onze huidige) houdt zich bezig met het optimaal benutten van de kool(water)stof gebaseerde energiebronnen. De banken lenen geld waarmee mensen energie aan producenten en hun toeleveranciers toedelen, en door keuzes te maken komt deze energie op de beste plek terecht. Door systeemfouten gaat dit niet altijd goed, want de (koolstof) kredietverstrekker verdient altijd aan het verstrekken van krediet, ook als het een miskleum of wanproduct betreft. Aangezien in het moderne economisch denken krediet wordt verstrekt op basis van verwachtte inkomsten is de energie verspilling enorm.
De duurzame samenleving tast dit systeem aan. Huizen die geen gas gebruiken zorgen niet voor inkomsten van de gasleverancier en niet voor cashflow van de betrokken banken. Producten van biologisch materiaal zorgen niet voor inkomsten van de plastic fabriek. Biologische verbouwde groenten niet voor inkomsten van de kunstmest fabriek (die op gas loopt). De (belastbare) cashflow neemt hierdoor af en daarmee de machtspositie van de banken en energie bedrijven en de overheid. Als gevolg bestrijden deze de decentrale administratieloze niet ‘economisch’ gekoppelde energie opwekking.
Maar er is nog een ander probleem dat een rol lijkt te spelen, want mensen die volstrekt geen belang hebben bij de financiele sector of de energie sector zijn soms toch sterk gekant tegen practische duurzame oplossingen. Niet openlijk, maar door bv te zeggen dat het toch lastig, duur, onbetrouwbaar, nutteloos, problematisch is. Dit is dezelfde soort defensieve agressie als we bij sommige banken zien die steevast vinden dat duurzaamheid nog veel ‘risico’s’ meebrengt, we komen niet snel op het idee om iemand die ‘voorzichtig’ is te verdenken van pure onwil. Maar wat motiveert deze voorzichtigheid in mensen zonder direct financieel belang. Als men economische groei (dus meer welvaart) wenst, zoals bv. de VVD, dan zouden deze keihard voor duurzaamheid moeten gaan, want dat betekent alleen maar meer welvaart. Die welvaart is dan echter wel voor iedereen, en daarin ligt misschien de oorzaak van de weerstand.
Duurzaamheid maakt dingen gratis. Wie zijn huis bijvoorbeeld verwarmt met een zonneboiler die is afbetaald en zijn WOZ belasting, huur of hypotheek en water betaalt met de opbrengst van zijn afbetaalde zonnepanelen woont effectief gratis (dat kost wat jaren, maar het kan). Met enige inspanning zou heel Nederland dus zonder kosten kunnen wonen. Hetzelfde geldt voor de voedselproductie. Was de klimaatverandereing niet zo’n probleem dan zou deze voor een groot deel automatisch, op basis van wind en zonneenergie kunnen plaatsvinden. Men zou de spullen simpelweg zonder afrekenen kunnen ophalen in een eqivalent van de Albert Heijn, een soort prepayed bestaan. Aangezien duurzame energie niet is gelimiteerd zou er een constante kostenreductie en verdere automatisering kunnen plaatsvinden. Ook het verbeteren van de leefomgeving zou wanneer deze op basis van duurzame energie zou plaatsvinden continu zijn en dus op gegeven moment overal hoog zijn. In feite waren de jaren van olie overvloed een periode die vergelijkbaar is met de komende tijd waarin duurzame energie er in overvloed is (dat kan binnen 10 jaar zijn als we dat durven doordrukken).
De vraag is wie dan nog zou werken. Waarom zou iemand die makkelijk kan leven met wat de Albert Heijn biedt, waarvan hij overigens weet dat niemand zich daarvoor hoeft uit te sloven (dus zonder schuldgevoel), zich nog druk maken om meer inkomen? Hoe krijg je iemand zo gek om dingen te doen die saai zijn of vervelend als iedereen genoeg heeft om tevreden te zijn zonder iemand tot last te zijn.
Het is de vraag die de basis is voor het begrijpen van de duurzame samenleving en de tekortkomingen van ons huidig economisch denken:
Stel dat we een machine hadden die alles maakte wat we nodig hebben en draaide op hernieuwbare energie,
zouden we dan allemaal werkeloos (want de machine maakte alles) en zonder inkomen zijn en dus niet in staat te overleven of zou iedereen gratis toegang hebben tot de productie van de machine?
Een beetje vergelijkbaar met : Zou je als je met iemand anders op een onbewoond eiland was gestrand de kokosnoten en bananen die er groeiden aan elkaar verkopen?
Kennelijk is er een lastverdeling in de economie. Om deze in de huidige vorm te laten werken is verschil essentieel. Er moeten arme mensen zijn en rijke mensen. Zonder dat verschil is er niks waar mensen naar streven en dus ook geen reden om bepaalde dingen te doen die moeite kosten. We denken in termen van de elite en de onderkant van de samenleving. We identificeren ons liever met de elite, of de top, de betere buurt, de betere school. Veel van ‘beter’ is mensenwerk, dwz sociaal gedrag, nette mensen, verstand. Maar dit is op zijn beurt weer gemotiveerd door de omgeving die men zich kan veroorloven. Mensen met een hoger discriminerend vermogen komen beter terecht, in beroepen met een hogere status die het gevolg is van het ermee geassocieerde hogere inkomen. Deze structuur wordt gehandhaafd door de mensen die de hulpbronnen uitdelen, dus nette mensen krijgen voorrang. Dit heeft een organiserend en motiverend effect. Duurzaamheid neemt een deel van de incentives weg. Zou dat een reden zijn voor weerstand ertegen?
Vroeger waren mensen makkelijker bereid zich neer te leggen bij hun status. Tegenwoordig is dat minder omdat iedereen via de media de mogelijkheden krijgt voorgespiegeld, inclusief verhalen over rags to riches, het loterij model en het je-beloning-eerlijk-verdienen-model. Hierdoor blijft er weinig over om de maatschappij te stratificeren anders dan mensen simpelweg de middelen tot welvaart te onthouden. Wie houdt van de verschillen in de maatschappij omdat ze zelf beter af zijn zal zich tegen verduurzaming verzetten en op die manier de ongelijke samenleving in de hand werken.