Krediet geven is het ter beschikking stellen van geld middelen die later moeten worden teruggegeven, een lening. Krediet is iets fundamenteels in onze economie. Al ons geld is krediet, al ons geld is ooit aan iemand geleend. Ook uw spaarcentjes en pensioen zijn ooit als lening verstrekt. Iemand die krediet vraagt is echter zelden in geld geinteresseerd. Het gaat om de dingen die je met dat geld kunt kopen of huren, zodat je jezelf in leven kunt houden, of een bedrijf kunt starten. Als je bedrijf loopt verkoop je producten of diensten en daarmee vang je krediet dat aan iemand anders werd verstrekt. Daarmee kun je dan je eigen lening afbetalen, en verder gaan met je bedrijf. Als de economie groeit stijgt de totale hoeveelheid kredietgeld in omloop en komen er bedrijven bij, als hij krimpt daalt deze en gaan bedrijven failliet.
Krediet geld is niet wat we er mee kopen. Banken kijken echter zeer nauwkeurig naar wat er te koop is voor ze krediet verstrekken. Ze kijken met name naar fossiele energie. Fossiele energie is zo belangrijk voor kredietverstrekking dat we de huidige economie een ‘Carboncredit economie’ zouden kunnen noemen. De ‘Petrodollar’ is al decennia een feit, dus zo vreemd is de term Carboncredit voor geld in het algemeen niet. Zonder fossiel aanbod in de markt zou alles tot stilstand komen, zou alle orde en activiteit in een klap instorten. Het maakt daarbij niet uit dat de kosten voor die essentiele energiebron marginaal zijn, dat moet juist om het vertrouwen erin hoog te houden. Mensen snappen niet dat de prijs van brandstof alleen veel te laag kan zijn. De prijs van fossiel wordt zo gekozen dat de verkoop ervan onverminderd doorgaat, ook al is de voorraad eindig en het einde in zicht.
Wie het bovenstaande gelezen heeft zal niet snappen wat banken nu eigenlijk doen. Ze zijn ‘krediet verstrekkers’ maar ze hebben geen enkele invloed op de aanwezigheid van de zaken die krediet waardevol maken. Dat klopt, banken zijn geldverstrekkers, ze geven ons een ruilmiddel waarmee we de markt op kunnen. Als niemand op de markt iets heeft is ons ruilmiddel niks waard. Aleen omdat we niet gewend zijn kapitaal (dwz productiemiddelen, grondstoffen, mankracht) zelf te waarderen en in te zetten, omdat banken ons leren elkaar niet te vertrouwen, hebben banken de rol van heerser, simpelweg door ons het ruilmiddel te geven.